Het kabinet-Rutte IV is op papier opvallend Europeesgezind en wil op tal van terreinen, zoals klimaat en digitalisering, een prominente en proactieve rol gaan spelen in Europa.
Onlangs stelde de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) echter vast dat het huidige ambtenarenapparaat onvoldoende is toegerust om deze ambitie te helpen verwezenlijken.
Het streefcijfer van de Europese Commissie voor de Nederlandse personele vertegenwoordiging is 3,9% van het gehele personeelsbestand. Op dit moment komt ons land echter niet verder dan 1,9% en van deze EU-ambtenaren gaat ook nog eens het overgrote deel de komende jaren met pensioen.
Groeiend belang
Wat er besloten wordt in Brussel, voelt voor velen wellicht aan als een ver-van-mijn-bedshow, maar raakt meer dan ooit alle lagen van het openbaar bestuur: er zijn tegenwoordig nog maar weinig thema’s waarin de EU geen rol speelt. Het meest pregnante voorbeeld is de Europese Green Deal die impact heeft op alle bestuurslagen, het bedrijfsleven en de burger, en nota bene onder leiding staat van de hoogste Nederlander in rang in Brussel: Frans Timmermans.
Het huidige kabinet onderkent het groeiende belang van Nederlanders in Brussel wel degelijk. In een reactie op het IOB-rapport geeft minister Hoekstra aan dat Nederland zich ‘actief zal inzetten op het vergroten van het aantal Nederlanders bij de EU-instellingen en het detacheren van Nederlanders op strategische functies’. WerkenbijdeEU helpt jonge academici op weg naar een functie bij de EU door middel van voorlichting, training en begeleiding. Hoekstra wijst ook op ondersteuning van de Academie Internationale Betrekkingen, kennisinstituten en marktpartijen, maar wat deze ondersteuning precies inhoudt, blijft onduidelijk. Een integrale strategie voor meer Nederlanders bij EU-instellingen ontbreekt echter volledig.
Trend keren
Het is zaak de dalende trend van het aantal Nederlanders in Brussel te keren. Een (tijdelijke) carrière in Brussel blijft om meerdere redenen onaantrekkelijk voor Nederlanders, waarbij uiteraard meespeelt dat de arbeidsmarkt hier sterk aantrekt. Een periode in Brussel geldt eerder als een hinderlijke onderbreking van de carrière in Den Haag dan dat de toegevoegde waarde ervan wordt erkend. Verder werkt ook het entree-examen om te kunnen werken voor Europese instellingen, het zogeheten concours, niet in het voordeel van Nederlanders. Dit examen sluit slecht aan op ons onderwijssysteem, wat de drempel voor potentiële EU-ambtenaren verhoogt.
Voor een betere vertegenwoordiging in Brussel kan het kabinet niet achteroverleunen en hopen dat genoeg mensen zich uit eigen beweging melden voor Europese functies. Er is een aanvalsplan op drie niveaus nodig: de instroom van young professionals verbeteren, ondersteunen van het bestaande middenkader in de instellingen met coaching en begeleiding. En ten derde het vergroten van het potentieel van Nederlandse ambtenaren bij de rijksoverheid, provincies en grotere gemeenten om in te stromen in EU-functies. Dit vraagt om een gerichte HR-strategie om talentvolle ambtenaren structureel te begeleiden in kennisdeling over Europa. Alleen zo kan Nederland ook op lange termijn die leidende rol in de EU gaan spelen, zoals helder verwoord in het nieuwste coalitieakkoord. De impact van Europa op Nederland wordt steeds voelbaarder. Dus is het zaak nu te investeren in Nederlanders met Europese ambities, zodat nog deze kabinetsperiode de grote Europese ambities van het nieuwe kabinet waargemaakt kunnen worden.