Woningbouw, natuur, economie en de energietransitie. Het zijn maar een paar van de grote opgaven die in heel het land om ruimte vragen. Aan de provincies de schone taak om hiervoor zogenoemde ruimtelijke arrangementen op te stellen in een speelveld van botsende belangen. In een kennisbijeenkomst van adviesbureau Berenschot en Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling kwamen de deelnemers tot een aantal aanbevelingen.
Voor Co Verdaas, hoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft en een van de sprekers tijdens de kennisbijeenkomst, is het na de middag duidelijk waar de professionals behoefte aan hebben. Ten eerste zoeken ze naar een mogelijkheid om ervaringen en inzichten over hun zoektocht te delen in een ‘veilige’ omgeving. En tegelijkertijd zijn ze op zoek naar het antwoord op de vraag hoe je als professional samenhang creëert in het krachtenveld van de botsende belangen en hoe je tot keuzes en een gebundelde inzet van publieke en private middelen komt.
Goed werk
De kennisbijeenkomst Botsende belangen in de ruimte, georganiseerd door Berenschot en Stichting Kennis Gebiedsontwikkeling, bood vorige maand die veilige ruimte. In het Utrechtse kantoor van Berenschot kwamen professionals vanuit provincies, gemeente en andere publieke en private partijen bij elkaar om te kijken hoe om te gaan met de wens van minister Hugo de Jonge om als Rijk meer regie te pakken in de ruimtelijke ordening. Dagvoorzitter Yvonne van Remmen van Berenschot trapte de middag af met een introductie op het vraagstuk. Hoe breng je de provincies zo in stelling dat zij in staat zijn de nationale opgaven en doelen ruimtelijk te vertalen en te combineren met decentrale opgaven? Hoe worden andere partijen betrokken? De inzet van deze middag was een begin maken met het oplossen van deze ‘ruimtelijke puzzel’.
Jop Fackeldey, gedeputeerde van de provincie Flevoland, trapte de middag af. Nadat hij het misverstand uit de weg had geruimd dat de polderprovincie niet speciaal is aangelegd voor het bouwen van huizen én dat Flevoland ook te maken heeft met ruimtegebrek, legde hij uit hoe in Flevoland de afgelopen jaren samenwerking is vormgegeven. Er werd een parallel proces ontworpen waarin de ruimtelijke puzzel niet alleen als een ruimtelijk vraagstuk werd gezien, maar ook als een identiteits-vraagstuk. Wat wil je accommoderen en wie wil je zijn als provincie? Alleen dan ben je volgens Fackeldey in staat alle belangen mee te nemen, te wegen en daarmee ook de juiste keuzes te maken.
Daarna schetste Co Verdaas de oorsprong van botsende belangen. Volgens de hoogleraar kneden we in Nederland al eeuwen met water en bodem en is die zoektocht naar samenwerking niets nieuws. “Wat wij heel goed kunnen, is bij elk project net zo lang met alle belanghebbenden praten zodat iedereen een plusje heeft gekregen. Dat gaat simpelweg niet meer binnen de beperkte ruimte.” Daarom, concludeerde Verdaas, is het vooral belangrijk keuzes te maken en in de afweging ook zaken als de energie-infrastructuur en de drinkwatervoorziening mee te nemen. “We hebben 1,8 keer meer ambities dan ruimte. Twintig jaar achterstallig onderhoud haal je niet in een jaar in. Dat gaat tientallen jaren duren, ook al gebeurt er nu heel veel goed werk.”
Keuzes behapbaar
Dat goede werk kwam daarna naar voren in de drie deelsessies. In de eerste sessie werden lessen getrokken uit de proeftuin NOVEX gebiedsafspraken in Flevoland. De conclusie is dat het opbouwen van interbestuurlijke samenwerking (binnen de regio en tussen regio en Rijk) tijd kost. Deelnemers moeten de tijd nemen om elkaar te vertrouwen en te weten wat ze aan elkaar hebben, zodat ze niet elke stap met iedereen hoeven af te stemmen. Het helpt daarbij als op bestuurlijk niveau mensen aanwezig zijn die op regionaal niveau een verbinder willen zijn.
Een andere les is het uitstellen van de richtinggevende keuzes in het gezamenlijke traject dat wordt opgebouwd. Probeer niet in het eerste gesprek met elkaar al tot afspraken te komen over inhoud, governance en financiering. Het advies is om daar rustig en gestructureerd naar toe te werken door bijvoorbeeld te beginnen met een gemeenschappelijk toekomstbeeld waar alle partijen achter staan. Als er afspraken zijn gemaakt over doelen en acties, kan er naar de financiering worden gekeken. Zo maken partijen ingewikkelde en ingrijpende keuzes behapbaar. Het helpt daarbij als professionals een basis hebben waar iedereen met interbestuurlijke vragen terecht kan.
Integraal instrument
In de sessie over de provinciale sturing in Noord-Holland bleek dat bij de uitwerking van een ruimtelijk arrangement gemeenten en andere stakeholders goed moeten worden meegenomen, aangezien veel van de uitvoering bij gemeenten ligt. Provinciale regie vraagt helderheid over opgaven en beoogde resultaten en samenwerking met andere stakeholders om tot gezamenlijke arrangementen te komen. Dat betekent dat het proces tijd nodig heeft. “Laat je niet gek maken door de deadlines vanuit Den Haag”, was een van de constateringen. Een ander belangrijk aandachtspunt uit deze sessie was om te realiseren dat de grootste impuls nodig is in het landelijk gebied. En waar er ook sturing nodig is, durf als professionals met elkaar te kiezen. Dat helpt ook om snel concreet te worden want anders blijft het proces hangen in complexiteit.
In de derde sessie stond omgevingsgericht werken in Gelderland centraal. In de provincie worden de grote ruimtelijke programma’s samengebracht in regioarrangementen. Dat betekent dat er in de organisatie meer gebiedsgericht wordt gewerkt door de vastgestelde kaders meer met elkaar in verbinding te brengen. Geen eenheidsworst meer in besluitvorming over de gehele provincie, maar regiomanagers die fulltime beschikbaar zijn en de provincie die met behulp van gebiedsprogramma’s en de regionale investeringsagenda’s (RIA) de rol van regisseur pakt. Guus van Steenbergen, die in zijn proefschrift de rol van de provincie bij de planning van tussenstedelijke gebieden onderzocht, erkende het belang van een dergelijk integraal instrument. Volgens hem ontbreekt zo’n instrument, dat werkt in zowel de stedelijke als niet-stedelijke sfeer, vaak nog om de regionale plannen uit te voeren.
In balans brengen
Co Verdaas vat de inbreng van de professionals tijdens de kennisbijeenkomst als volgt samen: “De RIA wordt als een verstandige aanpak gezien. Nu is het nodig om samenhang tussen opgaven aan te brengen en daar waar nodig te combineren, prioriteren, temporiseren of keuzes maken: wat doen we niet of minder of anders. En uiteraard beschikbare mensen en middelen in balans brengen met de ambities. Private en maatschappelijke partners tijdig aanhaken gebeurt ook nog niet overal, maar is wel nodig.”
Willem Buunk, adviseur bij Berenschot en tijdens de bijeenkomst verantwoordelijk voor de afsluiting van de middag, ziet dat bestuurlijke partners, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties elkaar steeds beter weten te vinden in de regio. "Dat is van groot belang om de kwaliteit van de leefomgeving in een speelveld van botsende belangen te verbeteren.”
Dit verslag is geschreven door Jasper Monster en verscheen eerder op de website gebiedsontwikkeling.nu.