In het regeerakkoord van 2017 is afgesproken dat de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) wordt aangepast om de democratische legitimiteit van gemeentelijke samenwerking te verbeteren. Hiermee wil de regering tegemoet komen aan de discussie rondom de problematiek van het verlengd lokaal bestuur. Dat klinkt goed, hoor ik u denken.
Maar helaas. Met de voorliggende wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen kunnen de raden en colleges vrij weinig. Zelden was de afstand tussen Den Haag en gemeentelijk Nederland zo groot.
In de aanloop naar het wetsvoorstel voerde Berenschot verschillende onderzoeken uit. Zo deden wij in opdracht van BZK onderzoek naar de democratische legitimiteit van interbestuurlijke samenwerking. In meer dan tien regio’s gingen we in gesprek met bestuurders en raadsleden. We constateerden knelpunten en formuleerden oplossingen die bij moesten dragen aan een goede balans tussen effectiviteit en legitimiteit. Het bleek dat de oplossing niet zozeer ligt in aanpassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen. De raadsleden schreeuwen om een betere toerusting en ondersteuning. Hier moet de nadruk op liggen.
Mede naar aanleiding van ons onderzoek en onder druk van de grote behoefte kwam het ministerie met een wetsvoorstel. Op 1 oktober jl. vond hierover een rondetafelgesprek plaats in de vaste Kamercommissie van Binnenlandse Zaken. Tijdens dit gesprek werd het voorstel besproken met wetenschappers (dhr. Broeksteeg, dhr. De Greef), de praktijk (Initiatiefgroep Regio Rivierenlanden, Regio Achterhoek) en belangenverenigingen (Nederlandse Vereniging voor Raadsleden, VNG). Toegegeven, een technische briefing doet wellicht het hart van juridisch Nederland niet sneller kloppen, maar van dit rondetafelgesprek stond het zeker stil. Welgeteld twee Kamerleden waren bij het gesprek aanwezig. Welke conclusie hier uit kan worden getrokken laten we in het midden, maar veelzeggend is het in onze ogen wel.
De gastsprekers waren unaniem van mening dat de voorgestelde instrumenten in het wetsvoorstel slechts druppels zijn op een gloeiende plaat. De Wgr loopt achter de maatschappelijke ontwikkelingen aan, vinden de sprekers. Kritiek op het wetsvoorstel klonk eerder ook vanuit de Raad van State. Door toenemende decentralisatie moeten de gemeenten steeds meer samenwerkingen aangaan, terwijl de structuur van de Wgr hier niet voor bedoeld is, aldus de Raad van State. De aanwezigen tijdens het rondetafelgesprek waren dan ook van mening dat de fundamentelere discussie over de toekomst van regionale samenwerking niet langer uit de weg kan worden gegaan.
Niemand kan het hier mee oneens zijn, zo ook wij niet. Wij zien in het hele land dat de grenzen van het huidige stelsel zijn bereikt. De voorgestelde wijzigingen zijn in onze ogen pleisters op een houten been en een herziening van het stelsel is dan ook noodzakelijk. De inhoudelijke opgaven en identiteit van een gebied of kern zijn leidend voor de bestuurlijke inrichting daarvan. Taakdifferentiatie is daarbij het toverwoord. Niet langer een one-size-fits-all inrichting die steeds minder goed past en steeds vaker knelt. Aan het nieuwe kabinet om onder ogen te zien dat het houten been in zijn geheel aan vervanging toe is om verder te kunnen.
Dit artikel is geschreven met medewerking van Wissal Curfs, student staats- en bestuursrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en stagiair bij Berenschot.