Op dit moment kijkt OCW samen met Berenschot vooruit naar de toekomst van het onderwijs voor nieuwkomers en naar mogelijke oplossingsrichtingen voor de geïdentificeerde knelpunten. Dit doen we onder meer in verschillende sessies met betrokkenen in en rond onderwijssectoren om gezamenlijk de inrichting en uitvoering van het onderwijs voor nieuwkomers te verkennen: behoeften, uitgangspunten en ideaal- of droombeelden.
Er is veel animo om met ons in gesprek te gaan, heel fijn! Momenteel zijn we druk bezig met het plannen van de sessies. Het meest recente overzicht vindt u steeds hier op de website, dus houd die in de gaten.
Als u één van de sessies wilt bijwonen, kunt u dit aangeven via deze aanmeldlink. Voorafgaand aan een sessies ontvangt u een uitnodigingsmail met meer informatie over de inhoud van de sessie en de exacte locatie.
Berenschot rondt in september de tweede fase van de toekomstverkenning onderwijs aan nieuwkomers af. In de periode van mei tot september zijn er open en doelgroepspecifieke sessies georganiseerd, waarbij een grote groep betrokkenen hun ideeën voor de toekomst heeft gedeeld.
In de tweede week van september vinden de toetsingssessies plaats. Tijdens deze toetsingssessies worden verschillende denkrichtingen besproken. Deze denkrichtingen zijn gebaseerd op de sessies met betrokkenen (onder andere schoolleiders, leraren, ouders) die door het hele land zijn georganiseerd. De denkrichtingen zijn opgesteld om met elkaar in gesprek te gaan aan de hand van een aantal toetsingscriteria. Deze video dient ter voorbereiding van de toetsingssessies.
Als u zich voor een toetsingssessie heeft aangemeld, heeft u hiervoor een uitnodiging met de nodige informatie ontvangen. In de uitnodiging wordt verwezen naar onderstaande video, waarin de denkrichtingen worden toegelicht. Wij vragen u om deze video te bekijken, zodat we de tijd van de toetsingssessie volledig kunnen gebruiken om het gesprek over de scenario’s te voeren.
Op 23 mei vond er een open sessie plaats bij Taalcentrum Het Element in Amersfoort, iedereen die betrokken is bij het onderwijs aan nieuwkomers. Tijdens deze sessie is er met elkaar gesproken over de basis voor het onderwijs aan nieuwkomers en over hoe belangrijk het is dat deze basis op orde is. Zo gaven de deelnemers tijdens deze bijeenkomst aan dat het momenteel lastig is om informatie te vinden over de aanpak van deze manier van onderwijs geven aan nieuwkomers, waardoor het wiel te vaak opnieuw wordt uitgevonden. Ook vindt men het cruciaal voor het leerproces dat kinderen niet meer zo vaak hoeven te verhuizen. Daarnaast gaven de deelnemers aan dat er in Nederland nog te veel een eentalige norm heerst, terwijl juist ook de aandacht voor de moedertaal kan bijdragen aan de taalontwikkeling.
De deelnemers spraken tijdens de sessie ook over de landelijke kaders en de regionale samenwerking. De aanwezigen benadrukten het belang van de landelijke bekwaamheidseisen en men gaf aan dat het ook waardevol kan zijn om kennis op landelijk niveau te delen. Ook schetsten de deelnemers dat er een rol is weggelegd voor de samenwerkingsverbanden, een manier van samenwerken die soms wel, maar soms ook niet wordt ingevuld,
Tot slot kwam tijdens deze bijeenkomst ook het onderwerp inclusief onderwijs aan de orde. Men vindt dat er een systeemverandering nodig is om het onderwijs aan nieuwkomers inclusiever te organiseren. Momenteel vindt men het nog te uitdagend om inclusief onderwijs te organiseren, maar dit past wel in het droombeeld van een deel van de aanwezigen. Ook werden er uitdagingen benoemd, zoals de sociaal-emotionele aansluiting bij klasgenoten en de instroom halverwege het schooljaar.
Tijdens deze sessie, met onder andere schoolleiders en beleidsmedewerkers vanuit gemeenten, kwam naar voren dat er rekening moet worden gehouden met de omgeving van een school met onderwijs aan nieuwkomers. Het maakt veel uit in welke regio een dergelijke school gesitueerd is; in de randstad zijn er bijvoorbeeld vaak meer nieuwkomers. Ook zou het onderwijs aan nieuwkomers ook meer onderdeel moeten uitmaken van het uiteindelijke doel van het hele onderwijssysteem: het gezamenlijk goed onderwijs bieden aan alle kinderen. Iedereen in het onderwijs moet zich hier verantwoordelijk voor voelen.
Ook gaven de deelnemers tijdens deze sessie aan dat er moet worden gekeken naar de leerpotentie van kinderen, in plaats van alleen maar naar de cijfers en de eindresultaten. Scholen moeten hierbij de ruimte krijgen om het onderwijs zelf in te kunnen vullen, zodat ingespeeld kan worden op de verschillende behoeften van leerlingen. Tot slot werd benoemd dat er heldere afspraken moeten worden gemaakt over de rol van het samenwerkingsverband in het onderwijs aan nieuwkomers.
Tijdens deze sessie, met onder andere schoolleiders en beleidsmedewerkers vanuit gemeenten, gaven de deelnemers aan dat er landelijke richtlijnen nodig zijn om de kwaliteit van het onderwijs aan nieuwkomers te waarborgen. Scholen moeten hierbij de vrijheid behouden om maatwerk te kunnen leveren. Ook kwam ter sprake dat het reguliere onderwijs meer parallel zou moeten lopen met het onderwijs aan nieuwkomers, het zou meer moeten aansluiten op het onderwijs aan nieuwkomers. Dit bevordert een soepele doorstroom. Tevens gaven de deelnemers aan dat er langer dan de twee jaar die er nu voor staan een bekostiging voor de nieuwkomers beschikbaar moet blijven voor de nieuwkomers.
Tijdens deze sessie, die digitaal plaatsvond, gaven de deelnemers (schoolleiders, teamleiders en leraren) aan dat er voldoende aandacht moet zijn voor de verschillende behoeften van kinderen, waarbij rekening gehouden moet worden met hun sociaal-emotionele ontwikkeling. Ook verklaarde men dat landelijke sturing nodig is om kinderen goed te laten doorstromen van het onderwijs aan nieuwkomers naar het regulier onderwijs. Tot slot werd benoemd dat er meer NT2-expertise in reguliere scholen beschikbaar moet komen: de taalontwikkeling is belangrijk voor álle leerlingen. Docenten moeten worden opgeleid om anderstaligen te kunnen begeleiden.
Tijdens deze sessie werd benadrukt dat maatwerk belangrijk is en dat er tijd moet worden genomen om de kinderen en hun ouders te leren kennen. Er zou meer onderzoek moeten worden gedaan naar het onderwijs aan nieuwkomers, zodat de juiste personen kunnen worden ingezet en curricula de juiste informatie bevatten. Ook zou er meer NT2-expertise in de scholen moeten zijn, zodat de leraren lessen zo kunnen vormgeven dat alle kinderen mee kunnen doen. Hierin ligt wellicht een rol voor expertisecentra of de samenwerkingsverbanden.
De sessie van vrijdag 21 juni was gericht op het onderwerp passend onderwijs aan nieuwkomers. Onder andere de rol van samenwerkingsverbanden in het faciliteren van onderwijs aan nieuwkomers werd besproken. De vraag werd gesteld of wettelijke kaders van belang kunnen zijn voor het goed inrichten van onderwijs aan nieuwkomers. De aanwezigen gaven aan dat de rollen, taken en verantwoordelijkheden tussen samenwerkingsverbanden, regiocoördinatoren, gemeenten en andere publieke instanties duidelijk vastgelegd dienen te worden, waarbij samenwerkingsverbanden vanuit een coördinerende rol kunnen bijdragen vanwege hun grote netwerk. De verantwoordelijkheid voor het onderwijs blijft idealiter wel bij het (funderend) onderwijs zelf.
Als het huidige inspectiekader wat meer ruimte zou laten in het waarderingskader om nieuwkomers te beoordelen op hun talenten, kan dit stimulerender werken voor scholen dan dat zij worden afgerekend op het niet tijdig behalen van resultaten. Als scholen en partners komen met constructieve oplossingen, moet er ook flexibiliteit in wet- en regelgeving worden geboden.
Verder is benoemd dat er een duidelijker taalbeleid moet komen bij scholen met als een van de uitkomsten dat er geen hard onderscheid wordt gemaakt tussen 'reguliere’ leerlingen met een taalachterstand en ISK-leerlingen. Tot slot is er gedurende de gehele sessie open gesproken over verschillende 'best practices’ van passend onderwijs aan nieuwkomers.
Tijdens deze open sessie hebben we samen met drie experts een drietal vragen behandeld. Hiertoe gingen de circa veertig deelnemers in groepjes uiteen. Het betrof de volgende vragen:
Het waren goede gesprekken met hier en daar ook stevige discussies over wat er minimaal geregeld moet worden voor nieuwkomers als het gaat om passend onderwijs voor leerlingen.
Tijdens deze op het mbo gerichte sessie hebben we met de deelnemers de volgende twee vragen besproken:
Uit de discussies kwam vooral naar voren dat in Nederland meer recht gedaan zou moeten worden aan het feit dat iemand een tweede taal aan het leren is; dat kost nu eenmaal tijd. Leerlingen zijn afhankelijk van waar ze het onderwijs volgen en er zijn verschillen tussen regio’s. Het zou helpen als er bijvoorbeeld verplichtingen komen om de kansen per regio gelijk te trekken. Ook is het van belang onderscheid te maken tussen taal en potentie om een beroep te kunnen leren. Een optie zou zijn om leerlingen te plaatsen op een niveau waarop ze het kunnen volgen en daarnaast taalsteun te organiseren.
Tijdens deze extra ingeplande digitale sessie, gericht op nieuwkomersonderwijs in het vo, stonden de doorstroom en behoeften van leerlingen centraal. Meerdere deelnemers benadrukten dat de huidige Nederlandse taaleisen de talenten en vaardigheden van nieuwkomers te veel beperken. De talenkennis van nieuwkomers moet daarom doorgetrokken worden naar het gehele leerproces van leerlingen. Bijvoorbeeld door andere vakken in meerdere talen aan te bieden en het vak Nederlands in te ruilen voor NT2. Daarnaast is besproken dat de doorstroom van nieuwkomers naar reguliere klassen lastig is, vanwege de maximale grootte van klassen. Hierdoor kunnen scholen te makkelijk nieuwkomers weigeren. Er is dus een betere regionale visie/samenwerking nodig, ondanks de huidige regelgeving hieromtrent. Het kost ISK-scholen nog te veel moeite om hun leerlingen op reguliere scholen te krijgen. Verder is benoemd dat het delen van 'best practices' tussen scholen, provincies, gemeenten, etc. beter gefaciliteerd zou moeten worden, bijvoorbeeld om te spreken over 'vervolgschool'-coaches voor begeleiding en ondersteuning aan nieuwkomers, wat zeer goed blijkt te werken. Tot slot zijn droombeelden gedeeld, waarbij de eenduidige wens naar voren kwam dat ISK's gelijkgesteld worden aan andere reguliere scholen. Nieuwkomers moeten een waardige plek krijgen in de maatschappij.
Tijdens deze sessie werd benadrukt dat het belangrijk is om nieuwkomers zo veel mogelijk duidelijkheid te geven; zij hebben behoefte aan rust en structuur. Ook is het zaak dat er meer kennisdeling plaatsvindt tussen gemeenten en scholen, zodat het wiel niet steeds opnieuw wordt uitgevonden. Binnen scholen zou meer kennis en expertise moeten zijn over NT2-onderwijs; dit is ook bevorderlijk voor een soepele doorstroom. Om de doorstroom te versoepelen, moet het onderwijs aan nieuwkomers goed aansluiten op het reguliere onderwijs. Hierin zou een rol kunnen liggen voor de samenwerkingsverbanden. Ook het realiseren van kleinere klassen, met veel persoonlijke aandacht, kan helpen om de doorstroom goed te laten verlopen.
Tijdens deze sessie werd benadrukt dat er meer bewustwording moet komen van het belang van taal. Het onderwijs op het mbo moet dan ook taalgericht zijn en docenten dienen hierin geprofessionaliseerd te worden. Hier moet geld voor vrijkomen. Ook verdienen nieuwkomers tijd, ruimte en ondersteuning om te wennen aan de nieuwe cultuur en om zich te ontwikkelen. Verder stelden de deelnemers dat er nu geen structurele voorziening bestaat voor nieuwkomers van 18 jaar of ouder. Dit is wel wenselijk. Over de balans tussen landelijke kaders en regionale verschillen werd opgemerkt dat regionale verschillen belangrijk zijn; wettelijke kaders kunnen werken zolang de regio’s voldoende ruimte behouden om dingen zelf te organiseren.