Zo’n 25-29% van de totale middelen van de Wmo en de Jeugdwet wordt besteed aan het organiseren en coördineren van de zorg. Slechts 4-7% van deze zogeheten coördinatiekosten gaat naar de toegang tot zorg.
Dat blijkt uit een analyse van Berenschot van de bestedingen van de totale zorgkosten binnen het sociaal domein. Opmerkelijk, aldus senior consultant Paul Schenderling en managing consultant Wouter Poels: “Consulenten in de toegang worden vaak ondergewaardeerd, terwijl ze de sleutel vormen tot passende zorg én grip op de kosten in het sociaal domein.”
Van de totale middelen voor de Wmo (€ 3,8 miljard in 2018) wordt door het Ministerie van VWS, de Inspectie, gemeenten en zorgaanbieders naar schatting 25% besteed aan zogenoemde apparaatskosten, gericht op het organiseren en coördineren van zorg (zie figuur 1 in bijgaande pdf (pdf, 466 kB)). Dit betreft onder andere beleid, toegang en administratie, aansturing en roostering van zorgmedewerkers, inkoop en facturatie, monitoring en verantwoording, en huisvestings- en ICT-kosten van de medewerkers die deze taken uitvoeren. Voor de jeugdhulp (€ 3,7 miljard in 2018) betreft het geschatte aandeel coördinatiekosten 29% (Bijlage overzicht coördinatiekosten Wmo en Jeugdwet (pdf, 466 kB).
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het organiseren van de toegang tot zorg binnen het sociaal domein en zetten hiervoor veelal consulenten in die onderzoeken welke ondersteuning passend is. Slechts 4-7% van de totale coördinatiekosten gaat naar deze consulenten (1-2% van de totale zorgmiddelen). “Binnen het gemeentelijk aandeel in de coördinatiekosten is dit 25-35% van de kosten, wat nog steeds een relatief beperkt aandeel is”, stelt Schenderling.
Grote tekorten, maar consulenten nog steeds ondergewaardeerd
De tekorten in het sociaal domein worden steeds nijpender, met grote gevolgen voor cliënten. De meeste hulpvragen binnen de Wmo en een aanzienlijk deel binnen de jeugdzorg gaan via een gemeentelijk loket of wijkteam. Hier wordt veelal door een consulent beoordeeld welke zorgvorm passend is. Veel gemeenten stellen in hun beleid de eigen kracht van de inwoner en zijn/haar netwerk centraal, kijken welke oplossingen voorliggend zijn (bijvoorbeeld hulp door vrijwilligers), om pas dan te bezien welk aanbod van zorgaanbieders passend is. “Consulenten worden vaak ondergewaardeerd en onvoldoende in staat gesteld om hulpvragen goed af te handelen. Ze hebben onvoldoende inspraak in beleid, te maken met hoge (tijds)druk, hebben vaak beperkt inzicht in de cijfers, beperkte bewegingsvrijheid om zelf keuzes te maken en er is doorgaans weinig aandacht voor coaching en ontwikkeling”, zegt Poels. “Ondertussen gaat een substantieel bedrag voor coördinatie van zorg op aan andere taken.”
Aanbeveling: geef consulenten meer mandaat én middelen
De oproep van Schenderling en Poels luidt dan ook om consulenten meer centraal te stellen, met meer mandaat en meer middelen. “Gemeenten hebben bij deze omslag uiteraard een sleutelrol, maar zijn hierbij ook afhankelijk van het Rijk, dat regels stelt en landelijke beleidsprogramma’s uitrolt. Zorgaanbieders zouden ook lagere coördinatiekosten kunnen hebben, maar zijn hierbij afhankelijk van gemeenten die op hun beurt allerlei lokale beleidsprogramma’s, kwaliteitseisen en monitorings- en verantwoordingseisen opleggen aan aanbieders. Zo zijn Rijk, gemeenten en aanbieders verstrikt geraakt in een web van onderlinge coördinatieprocessen, terwijl de zorgcoördinatie met de grootste impact uitgevoerd wordt door de consulenten, die er qua mandaat, waardering en middelen bekaaid afkomen.” Om consulenten een centralere rol toe te bedelen, zouden gemeenten hen in de ogen van Berenschot collectief opdrachtgever van de beleids- en inkoopafdeling kunnen maken en hen mee laten bepalen welke voorzieningen nodig zijn. Parallel daaraan kunnen gemeenten investeren in de coaching en opleiding van consulenten. “Neem de gemeenschappelijke ambtelijke organisatie Noaberkracht van de gemeenten Dinkelland en Tubbergen. Die laat consulenten daadwerkelijk bepalend zijn in de coördinatie van zorg, inclusief beleid, inkoop en monitoring, gefaciliteerd door beleidsadviseurs. Die centrale rol voor consulenten is dé manier om de zorg beter en goedkoper te maken.”
Benchmark Sociaal Domein
Sinds 2016 voert Berenschot jaarlijks de Benchmark Sociaal Domein uit. In deze benchmark worden de uitvoeringskosten van de Wmo, Jeugdwet, Participatiewet en Wet Schuldhulpverlening vergeleken bij deelnemende gemeenten. Daarnaast worden in gesprek met gemeenten de cijfers gevalideerd en wordt gezocht naar het verhaal achter de cijfers voor duiding van de kosten. Zo worden onderliggende trends in de uitvoering zichtbaar.
Klik hier voor aanvullende informatie over de benchmarks van Berenschot.