De gezondheidzorg is verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de totale Nederlandse CO2‑uitstoot en de groeiende afvalstromen vanuit de zorgsector vormen een groot probleem. In 2015 werd met de eerste Green Deal een brede beweging in gang gezet om de zorg te verduurzamen en met de Green Deal Duurzame Zorg 3.0 zijn nieuwe afspraken en doelstellingen vastgelegd tot 2030. Onderdeel hiervan is dat het Ministerie van VWS wet- en regelgeving waar nodig en mogelijk aanpast om verduurzaming van de zorg of het leveren van duurzame zorg te bevorderen. In dat kader vroeg het ministerie Berenschot een brede verkenning uit te voeren naar knelpunten die het zorgveld momenteel ervaart bij het verduurzamen van zorg of het leveren van duurzame zorg, en tevens de oorsprong hiervan te achterhalen.
Plek geven
Uit het onderzoek kwamen veertien hoofdknelpunten naar voren, die voor een aanzienlijk deel gerelateerd zijn aan Europese wet- en regelgeving, met name bij het verduurzamen van hulpmiddelen en geneesmiddelen. “Hoewel deze regels bijdragen aan kwaliteit van zorg, zou het vanuit Nederland geagendeerd kunnen worden op het moment dat ze belangrijke mogelijkheden tot verduurzaming in de weg staan”, stelt Rosanne van Seben, senior consultant bij Berenschot. “Daarnaast zijn er goede voorbeelden waarbij ruimte wordt genomen in de vertaling van Europese wetgeving naar nationale wetgeving om duurzaamheid een plek te geven.” Zo ligt er bijvoorbeeld momenteel een wetswijziging voor om te regelen dat zorgaanbieders de mogelijkheid krijgen tot het herverwerken van medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik (artikel 5 van de Wet medische hulpmiddelen in het verlengde van artikel 17 van de Europese regels voor medische hulpmiddelen (MDR)).
Spanningsveld
Ook voor wat betreft richtlijnen signaleert Berenschot een spanningsveld tussen het borgen van de kwaliteit van zorg en de mogelijkheid om duurzamer te werken, specifiek wat betreft infectiepreventie en hergebruik van hulpmiddelen. “Nu duurzaamheid steeds belangrijker wordt, kan dat aanleiding zijn voor betrokken veldpartijen om relevante richtlijnen opnieuw tegen het licht te houden”, aldus Van Seben. “Een mogelijke eerste stap hierin is het opstellen van duidelijke kaders, bijvoorbeeld door de Inspectie Gezondheidzorg en Jeugd, waarin geschetst wordt wanneer mag worden afgeweken van bepaalde normen en wat voor validatieproces nodig is om aan te tonen dat een duurzamer alternatief ook veilig is.”
Voor het onderzoeksrapport baseerde Berenschot zich op een combinatie van deskstudie, oriënterende interviews, vragenlijstonderzoek, verdiepende groepssessies en een fase van juridische analyse en duiding. Op 21 december jl. heeft minister Ernst Kuipers het rapport aangeboden aan de Tweede Kamer.