Het onderwerp groeipotentie van de culturele en creatieve sector staat prominent op de kennisagenda van de Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van de Tweede Kamer. Om te komen tot een stabiele en (financieel) sterkere sector, wil de commissie verkennen hoe deze sector meerwaarde heeft voor maatschappelijke vraagstukken en bovendien daarmee het verdienvermogen kan vergroten. De commissie heeft Berenschot gevraagd onderzoek te doen naar de randvoorwaarden die de groeipotentie van de sector kunnen bevorderen.
Dat de culturele sector kan bijdragen aan maatschappelijke opgaven, blijkt uit de grote diversiteit aan kunst- en cultuuruitingen – zowel nationaal als internationaal – die in dit onderzoek in de schijnwerpers wordt gezet. De onderzoekers onderscheiden drie vormen van bijdragen: het creëren van bewustwording, het bieden van handelingsperspectief en het bewerkstelligen van duurzame effecten.
Beperkte inkomstenstijging
Tegelijkertijd constateren de onderzoekers dat de inkomsten van de culturele sector tussen 2009 en 2019 met slechts 4% zijn toegenomen; ter vergelijking: het bbp steeg in die periode met 30%. Ook de bijdragen aan andere domeinen worden vooral gefinancierd uit bestaande culturele potjes, dus de taart wordt niet groter. “De eigen inkomsten en private bijdragen voor de culturele sector zijn, ondanks alle aandacht voor cultureel ondernemerschap, beperkt toegenomen en hebben de afname van subsidies in die jaren nauwelijks kunnen compenseren”, stelt Bastiaan Vinkenburg, sectorleider Kunst & Cultuur bij Berenschot. “Daar kwam vervolgens de dreun van de coronacrisis nog overheen. De culturele sector heeft nieuw perspectief nodig in het vergroten van het verdienvermogen, want bestaande geldstromen nemen niet toe.”
Aanboren van maatschappelijke bronnen
De grootste kans voor vergroting van het verdienvermogen ligt volgens Berenschot in het aanboren van bronnen uit andere sectoren die wél profiteren van de bijdragen die de culturele sector levert aan taaie vraagstukken in die sectoren. Berenschot introduceert hiervoor het concept van maatschappelijk opdrachtgeverschap, waarbij maatschappelijke organisaties en andere domeinen culturele initiatieven financieren.
Publieke financiering als basis
“Publieke financiering van de culturele sector is hierbij een noodzakelijke voorwaarde, om de basis te leggen van een culturele infrastructuur en de kern van de culturele activiteiten”, aldus Vinkenburg. “Inkomsten uit bijdragen aan maatschappelijke opgaven zijn geen alternatief voor publieke financiering, maar een plus hierop die de sector kan versterken.” Als praktisch voorbeeld noemt hij de zorgsector, waarvan de financiering is ingericht rond diagnose en curatie maar de interventies vanuit de culturele sector vooral bijdragen aan preventie en betekenisvol leven (positieve gezondheid). “Het kan dus ook gaan om het beperken van maatschappelijke kosten in de toekomst. Hier verdient de culturele sector echter niet direct aan.”
Negen aanbevelingen
Op basis van het onderzoek komt Berenschot tot negen aanbevelingen voor een drietal terreinen, te weten de aanstaande cultuurnota (gericht op de Tweede Kamer), herziening van het cultuurbestel per 2029 (gericht op alle overheden met een rol in het cultuurbeleid) en het activeren van nieuwe bronnen (gericht op alle overheden en andere maatschappelijke domeinen). Het rapport, getiteld ‘In de schijnwerpers’, is medio juni aan de Tweede Kamer aangeboden, ten behoeve van het debat over het cultuurbeleid van de Commissie op 29 juni 2023.
Ook Binnenlands Bestuur besteedt aandacht aan dit onderzoek.
Foto credits: Anna Mathioudaki