Ik ben expert in het opzetten en uitvoeren van beleidsonderzoek, in allerlei vormen. Expertise die ik in meer dan 28 jaar heb opgebouwd. Het is mijn diepste overtuiging dat alleen goed onderzoek beleid van overheden en bedrijven beter maakt.
In 2016 heb ik er bewust voor gekozen om mijn carrière in het beleidsonderzoek voort te zetten binnen Berenschot. Dit vanuit de overtuiging dat juist door Berenschot uitgevoerd beleidsonderzoek klanten meerwaarde biedt. Het is namelijk onze kracht dat we onderzoeksprojecten altijd zo weten te organiseren dat uitgebreide sectorkennis van onze adviseurs gekoppeld wordt aan gedegen kennis en gebruik van onderzoeksmethoden. Juist deze combinatie levert klanten in de praktijk synergie op.
Op alle beleidsterreinen waarop klanten Berenschot weten te vinden, doen zich vragen voor om met kennis beleid te versterken. Onderzoek komt dan ook vaak in beeld. Mijn werkveld binnen Berenschot is daarom breed, maar in de praktijk voer ik de meeste projecten uit op de thema’s sociaal domein, onderwijs en zorg.
Bent u verantwoordelijk voor het (door)ontwikkelen van beleid en heeft u behoefte aan goed onderzoek vanuit een sterke praktijkbasis? Ik help u daar graag mee. Het is mijn passie.
Meld u nu aan voor de digitale aftrap op dinsdag 1 oktober van 15.00-16.00 uur.
In opdracht van Sociaal Domein Flevoland is Berenschot in mei gestart met een onafhankelijk onderzoek naar de effectiviteit van de werkwijze RET/TAS bij complexe jeugdhulpcasuïstiek. Het onderzoek loopt tot mei 2025.
In opdracht van het Ministerie van SZW – en in samenwerking en samenspraak met de ministeries van Financiën en Justitie en Veiligheid – heeft Berenschot onderzoek gedaan naar de positie van schuldeisers bij de totstandkoming van schuldregelingen in situaties dat hulpvragers zich in problematische schuldsituaties bevinden. Door de jaren heen blijkt de medewerking van schuldeisers aan dergelijke regelingen toe te nemen. Belangrijke verklaringen hiervoor zijn de aanpassingen rond niet-saneerbare vorderingen en een toename van het aantal convenanten met grote schuldeisers.
Hoe gaat de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven zich ontwikkelen? Welke keuzes moet ik binnen mijn gemeente maken? En wat kan ik de komende jaren verwachten van de rijksoverheid? Deze en andere vragen kwamen aan de orde tijdens de miniconferentie over de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven die we 15 januari jl. hebben georganiseerd.
In opdracht van het Ministerie van VWS – en in samenwerking en samenspraak met de ministeries van OCW en SZW – onderzocht Berenschot de druk op de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg, en de trends en factoren die hieraan ten grondslag liggen. Conclusie is dat de druk op de keten van kinderopvang, onderwijs en zorg in de periode 2016-2019 is toegenomen. De bezettingsgraad is hoog, er zijn substantiële wachtlijsten: de rek is uit de keten.
Het belang van de Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI) – waarbij verschillende overheidspartijen samenwerken om misstanden op het gebied van sociale zekerheid en arbeidswetgeving te voorkomen en bestrijden – wordt door alle convenantpartijen onderschreven. Samenwerking leidt tot meer effectiviteit, en het is belangrijk om in de handhaving op regelnaleving als één overheid op te treden. Wel zijn een nieuwe gedeelde waardepropositie en een effectievere en efficiëntere samenwerking belangrijke voorwaarden richting de toekomst.
Per 1 juli 2023 hanteren schuldhulpverleners voor nieuwe minnelijke schuldregelingen een aflostermijn van 18 maanden; tot die tijd was deze aflostermijn 36 maanden. De NVVK, de brancheorganisatie voor schuldhulp en financiële dienstverlening, vroeg Berenschot te onderzoeken hoe het werkveld denkt over de gevolgen van deze halvering voor het minnelijkeschuldregelingstraject (Msnp-traject). Een belangrijke uitdaging die we signaleren, is om het toekomstige verbeterde ondersteuningsaanbod ook na afronding van een schuldregeling aantrekkelijk te maken voor de hulpvrager.
Rogplus voert namens de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam (MVS) de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) uit en heeft sinds 2020 het consortium ZorgSamen MVS gecontracteerd om de ondersteuning te bieden aan kwetsbare inwoners van de MVS-gemeenten. Hiermee wilden ze naast een kostenbeheersing een beweging maken naar meer inzet voor preventie en vernieuwende vormen van zorg. Aan Berenschot de vraag of ZorgSamen MVS en Rogplus erin geslaagd zijn uitvoering te geven aan de ambities uit het contract ‘Meedoen in de Stad’.
De keuzes die gemaakt zijn bij invoering van de Participatiewet in 2015, hebben grote impact op sociaal ontwikkelbedrijven. Een belangrijke vraag voor gemeenten is dan ook hoe zij de ondersteuningsstructuur voor de doelgroep van de Participatiewet inrichten en welke rol de sociaal ontwikkel­bedrijven daarbij vervullen. In opdracht van het Ministerie van SZW, VNG en Cedris onderzocht Berenschot de huidige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven en te voorziene ontwikkelingen. Tevens zijn reële toekomstscenario’s geschetst voor de positie van de sociaal ontwikkelbedrijven. Het onderzoek bracht een drietal belangrijke knelpunten aan het licht.
Met bijna gratis kinderopvang wil het kabinet-Rutte IV onder meer kansengelijkheid voor alle kinderen en participatie van jonge ouders op de arbeidsmarkt vergroten. Daarbij wordt nagedacht over een stelsel waarbij de overheid de vergoeding voor geleverde opvang direct aan de aanbieders betaalt. Om het effect daarvan in kaart te brengen, gaf Brancheorganisatie Kinderopvang Berenschot de opdracht een beknopte analyse uit te voeren naar de prijsvorming in de markt van de kinderopvang.
Nu de maatschappij in toenemende mate verwacht dat dierenartsen een bijdrage leveren aan het borgen van diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid en milieu/ klimaat, is het essentieel dat dierenartsen hun werk op onafhankelijke wijze en met geborgde kwaliteit kunnen verrichten.
In opdracht van het Ministerie van SZW, VNG en Cedris gaat Berenschot de huidige en toekomstige infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven in kaart brengen. Dit onderzoek moet enerzijds een feitelijk en actueel beeld opleveren van de ontwikkeling van de dienstverlening en anderzijds financieel onderbouwde reële scenario’s schetsen. Doel is te komen tot scenario’s op basis waarvan de politiek keuzes kan maken voor de toekomst.
De maatschappelijke effecten die de gemeente Den Haag in de periode 2018 tot en met 2020 beoogde te bereiken met haar re-integratiebeleid, zijn allen min of meer bereikt. Toch is er ook ruimte voor verbetering, zo blijkt uit een onafhankelijk evaluatieonderzoek dat Berenschot uitvoerde in opdracht van deze gemeente.
Tijdens de coronapandemie kregen onderwijsinstellingen in het mbo, hbo en wo ruimte om, waar nodig, af te wijken van de vigerende wet- en regelgeving om het onderwijs zo goed als mogelijk door te laten gaan. In opdracht van het Ministerie van OCW onderzocht Berenschot wat het effect was van dergelijke maatregelen en afspraken, vastgelegd in servicedocumenten voor mbo en hoger onderwijs. Daarnaast is onderzocht in hoeverre het wenselijk is om dergelijke maatregelen en afspraken ook buiten coronatijd te behouden. Begin juni heeft de minister deze evaluatie aangeboden aan de Tweede Kamer.
Van oktober tot en met december 2021 heeft Berenschot in opdracht van het Ministerie van Financiën onderzoek gedaan naar de eerste (inter)departementale ervaringen met de Strategische Evaluatie Agenda (SEA).
Denk mee over de toekomst van uw vak! In opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) doet Berenschot momenteel onderzoek naar de maatschappelijke rol en de positie van de dierenarts.
In het voorjaar van 2020 evalueerden wij in opdracht van de provincie Noord-Brabant het impulsgeldenprogramma. Met dit programma wil de provincie de Brabantse cultuursector duurzaam versterken. Mede op basis van onze evaluatie heeft Gedeputeerde Staten besloten het impulsgeldenprogramma in 2021 voort te zetten.
Juni 2020 lichtte staatssecretaris Van Ark de Tweede Kamer in over de uitkomsten van verschillende onderzoeken over de Participatiewet. Daarbij ging zij ook in op wat deze uitkomsten betekenen voor het beleid. Twee van de onderzoeken zijn door Berenschot uitgevoerd.
Samen met I&O Research hebben wij de Subsidieregeling Stageplaatsen Zorg II 2016-2019 (ook wel Stagefonds Zorg genoemd) geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie zijn van belang voor de aanpak van de arbeidsmarkttekorten in de zorg. Eind januari 2021 heeft minister Van Ark ons eindrapport aangeboden aan de Tweede Kamer.
Voorjaar 2020 voerden we in een kort tijdsbestek een actualisatie en beleidsevaluatie uit van het advies ‘Zeeland in Stroomversnelling’ uit 2016 van de Commissie Structuurversterking en werkgelegenheid Zeeland. Ons rapport is direct benut bij het vormgeven van het compensatiepakket voor Zeeland vanwege het afblazen van de komst van een marinierskazerne naar Vlissingen.
Minister van Engelshoven stuurde afgelopen maart een Berenschot rapportage naar de Tweede Kamer over de bekostiging van hogescholen en universiteiten. Dit onderzoek maakt onderdeel uit van een drietal onderzoeken, waarvan Berenschot er twee voor de minister heeft uitgevoerd. De uitkomsten van de onderzoeken worden onderdeel van de formatie.
Is het wenselijk om de bekostiging van het hoger onderwijs aan te passen met het oog op meer flexibele deelname? In het kader van die vraag van het Ministerie van OCW voerde Berenschot een scenariostudie uit. Conclusie: bij een kleine doelgroep is flexstuderen voor instellingen financieel relatief goed uitvoerbaar, bij een grotere doelgroep heeft dit ingrijpende (financiële) gevolgen voor de instellingen, DUO en Studielink.
Sinds 2006 is in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) opgenomen dat ministers verplicht zijn om periodiek het volledige beleid dat ten grondslag ligt aan één of meer beleidsartikelen uit hun begroting te laten doorlichten. De RPE benoemt de vragen die hierbij moeten worden beantwoord. Op verzoek van het Ministerie van OCW hebben wij de beleidsdoorlichting uitgevoerd voor beleidsartikel 4, waaronder al het beleid valt met betrekking tot het mbo en volwasseneneducatie.
In Nederland wordt veel beleid gemaakt. Door ministeries, gemeenten en bedrijven, met als doel problemen op te lossen of vraagstukken aan te kaarten. Om de legitimiteit van dit beleid goed in kaart te brengen – heeft het de bedoelde uitwerking, moet het wellicht worden aangepast? – is beleidsonderzoek nodig. Ook vooraf kan dit nuttig zijn, om te zien welke beleidsvariant leidt tot het beste resultaat.
In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voerde Berenschot een evaluatieonderzoek uit naar het experiment op het thema indicatiestelling van het programma Waardigheid en trots. In dit experiment voeren zestien zorgorganisaties een groot deel van de werkzaamheden die nodig zijn voor een indicatie zelf uit, in plaats van dat het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) dat doet. Het CIZ neemt wel nog het uiteindelijke indicatiebesluit.
Op 18 november jl. heeft de minister van LNV de bevindingen van de evaluatie van de Wet dieren gedeeld in een brief aan de Tweede Kamer. Wij voerden deze evaluatie uit en onderzochten de doeltreffendheid en effectiviteit van de wet. Daarbij is gekeken naar de mate waarin de doelen van de wet worden behaald, in hoeverre deze heeft geleid tot een vereenvoudiging en samenhangend stelsel van regels en de mate waarin de wet effectief kan worden gehandhaafd. Belangrijk aandachtspunt is dat de open normen in de wet kunnen leiden tot onduidelijkheid voor sectorpartijen en handhavende instanties.
De intensieve begeleiding en onderwijstoeleiding van jonge vluchtelingen in de gemeente Leiden heeft een positief effect op hun aansluiting op het Nederlandse onderwijs. Dat blijkt uit onderzoek dat Berenschot uitvoerde naar project JAS, het aanbod in de Leidse regio voor statushouders tot 30 jaar. Een groot deel van jonge statushouders stroomt succesvol door naar het onderwijs en is na deelname aan de aanpak niet meer afhankelijk van een uitkering.
Sinds 2000 vindt er een externe toetsing plaats van de regeldrukeffecten van voorstellen van wet- en regelgeving. Deze toetsing heeft tot doel de effectbeoordeling van regeldruk bij de departementen te versterken en zo bij te dragen aan het beperken van onnodige regeldruk uit nieuwe wet- en regelgeving. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voert dit sinds juni 2017 uit en adviseert het kabinet en de Eerste en Tweede Kamer over de regeldrukeffecten van wet- en regelgeving voor bedrijven, burgers, en beroepsbeoefenaren in de zorg, onderwijs, veiligheid en sociale zekerheid.
De uitvoeringspraktijk van gemeenten en aanbieders is de afgelopen jaren door toedoen van de AMvB reële prijs Wmo 2015 in positieve zin veranderd. Wel is er nog ruimte voor verbetering. Dat blijkt uit het eindrapport ‘Evaluatie AMvB reële prijs Wmo 2015’ van Berenschot, dat door minister Hugo de Jonge van VWS afgelopen vrijdag werd aangeboden aan de Kamer.
In 2022 gaat de nieuwe inburgeringswet in. Met de invoering van deze wet worden gemeenten onder andere verantwoordelijk voor het tijdig en passend organiseren van een inburgeringsaanbod voor inburgeringsplichtige asielmigranten. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) wil de komende jaren de (prijs)ontwikkelingen in de markt - die ontstaat door de gemeentelijke inkoop van taaltrajecten - monitoren. Zij vroeg Berenschot vooronderzoek te doen naar de mogelijke vormgeving van een dergelijke monitor van (prijs)ontwikkelingen in deze markt.
Naar verwachting wordt op 1 januari 2021 de nieuwe Wet inburgering van kracht. Een belangrijke verandering is dat taken die nu deels bij het Rijk, (private) onderwijsorganisaties maar vooral bij de inburgeraar zelf liggen worden overgeheveld naar gemeenten.
Eén van de maatregelen en acties van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om problematische schulden terug te dringen, was een verkenning van de doorstroming vanuit het minnelijke naar het wettelijke traject om te bezien of verbetering mogelijk is.
Wanneer iemand zijn of haar financiële verplichtingen niet (tijdig) kan nakomen, mag een schuldeiser met dwang incasseren. Dat geldt ook voor overheidsschuldeisers. Daartoe heeft de overheid bijzondere incassobevoegdheden. Als preferente schuldeiser krijgt zij bovendien haar vorderingen voldaan voor de concurrente schuldeisers. Maar wat zijn de effecten eigenlijk van die bevoegdheden en overheidspreferenties? Berenschot onderzocht dit in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).