Sinds de invoering van de Participatiewet zijn meer werkgevers aan het denken gezet over het in dienst nemen van arbeidsbeperkten. Toch zet slechts 4,5% van hen die plannen om in daadwerkelijke plaatsingen. En voor maar nipt een derde van de 32% arbeidsbeperkten betreft dit een duurzame arbeidsovereenkomst. Dat zijn de voornaamste uitkomsten van het ervaringsonderzoek onder 1.366 werkgevers dat Berenschot uitvoerde in het kader van de evaluatie van de Participatiewet. Vandaag presenteert het Ministerie van SZW, opdrachtgever van de evaluatie, de uitkomsten aan de Tweede Kamer.
Ervaringsonderzoek Participatiewet
Het ervaringsonderzoek onder werkgevers is gebaseerd op drie metingen, in 2015, 2017 en 2019, die alle door Berenschot werden uitgevoerd. Aan de hand van een representatieve steekproef onder werkgevers is een landelijk beeld geschetst van de uitwerking van de Participatiewet op werkgevers en daarmee op de baankansen voor de doelgroep van de Participatiewet. De hoofdvragen waren 1) of werkgevers de komst van de Participatiewet als een vooruitgang beschouwden en 2) wat hun ervaring was met het werven, in dienst nemen en houden van werknemers met een arbeidsbeperking.
Nog potentie
Een van de hoofdconclusies van de onderzoekers is dat het aantal werkgevers dat werkt met mensen met een arbeidsbeperking amper is gestegen. “Het betreft nog steeds een kleine groep werkgevers. Er ligt dus nog potentie bij een groot deel van de werkgevers die nog geen werk bieden aan mensen met een arbeidsbeperking”, aldus Maarten Adelmeijer, voormalig Berenschot-adviseur en een van de onderzoekers. Goed nieuws is zowel de bekendheid, bereidheid en inspanningen omtrent de doelstelling van de Participatiewet alle drie zijn toegenomen. “Daar staat tegenover dat niet meer werkgevers concrete plannen hebben om binnen nu en een half jaar een plaatsing te realiseren, omdat zij naar eigen zeggen geen geschikte functies kunnen vinden. En gaandeweg zakt het onderwerp op hun prioriteitenlijst.”
Alleen lichte aanpassingen
Verder laat het onderzoek zien dat werkgevers vooral plaatsingen op licht aangepaste functies realiseren. Zowel qua type beperking van de persoon als de mate van aanpassing en ondersteuning op de functie blijken zij in eerste instantie mensen met een arbeidsbeperking werk te willen bieden voor wie zo gering mogelijke aanpassingen in termen van uren, functie en begeleiding nodig zijn. “Daarbij helpt overheidsdienstverlening voor functieaanpassingen tot op heden nauwelijks werkgevers over de drempel. Ze zijn weliswaar tevreden over de dienstverlening en de instrumenten, maar nog kritisch op het proces. Dit betreft met name de complexiteit en de hoeveelheid administratieve handelingen”, verklaart Adelmeijer.
Proactieve rol overheid
Hoewel bij werkgevers dus wel enige verandering waarneembaar is, moet in de praktijk nog meer verandering volgen. Berenschot adviseert de overheid dan ook een proactieve rol in te nemen richting werkgevers, en hen te faciliteren bij het onderzoeken, voorbereiden en realiseren van plaatsingen. “Voor de toekomstige doelrealisatie van de Participatiewet zou bovendien onderzocht moeten worden of een omslag nodig is naar het realiseren van plaatsingen met relatief verdergaande aanpassingen en van meer nieuwe functies of werkzaamheden die geschikt zijn voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt”, zegt Adelmeijer. “Tot slot zou de overheid haar dienstverlening op dit punt moeten verbeteren en ook zijn interventies nodig om tevens mensen met een psychische arbeidsbeperking aan het werk te helpen.”